Af en toe leer je in je leven een persoon kennen, die tot je vreugde als een levensgezel je pad op gezette tijden blijft kruisen. Je hebt ze nooit de hand geschud en toch verrijken ze je leven. Zo iemand is voor mij Fritz Wunderlich.
‘Hé pap, Mar, dit moeten jullie echt even horen’. Mijn broer en ik waren op bezoek bij mijn ouders. Hij troonde mijn vader en mij mee naar de muziekkamer. Mijn oude slaapkamer, die mijn vader zich had toegeëigend om ongestoord naar muziek te kunnen luisteren. Mijn broer zette de naald op de plaat. En gaf ons vooraf alvast mee dat het ongekend mooi was wat we nu gingen horen. Vooral het slot. Met zijn drieën luisteren we zwijgend naar de heldere tenorstem van Fritz Wunderlich. Hij zong de aria ‘Dies Bildnis ist bezaubernd schön’ uit Mozarts Zauberflöte. Mijn broer, een echte onderwijzer, begon tegen het eind mee te dirigeren en maande ons ‘Nu opletten, hier komt het’. Hij zette het geluid nog wat harder en daar klonk vol overgave het ‘Und ewig würde Sie dan mein”. Zo mooi, we waren er alle drie stil van, zelfs verlegen.
Sindsdien is Fritz Wunderlich een levensgezel van me geworden. Ook al was hij bij kennismaking al zo’n 10 jaar dood. Hij is in 1966 overleden. Ik heb hem in de loop der tijd steeds beter leren kennen. Natuurlijk door naar zijn zang te luisteren. Die brengt mijn vader, die in een koor zong, weer heel dicht bij me. Later bood internet daarnaast opnamen van zijn optredens en een inkijkje in zijn leven. Hij was een zeer gelauwerd tenor. Een volks ogende man zonder sterallures uit een arm maar muzikaal gezin. Een familieman, vader van drie kinderen. Hij kwam op mij sympathiek over met gevoel voor zowel de hoge kunst als het eenvoudig vertier. Zijn zang klonk opgetogen en gedreven. Alsof zijn leven ervan afhing. En achteraf leek dat ook het geval te zijn. Het was vlak voor zijn vertrek naar New York voor zijn debuut bij de Metropolitain Opera. Ter ontspanning ging hij met een aantal vrienden naar het jachthuis van één van hen. Daar heeft hij, nog net geen 36 jaar, een val van de trap niet overleefd. Over een losse veter gestruikeld. Dat is althans de officiële verklaring. Een vreemd verhaal, dat mijn nieuwsgierigheid triggerde. Nog steeds wordt er gespeculeerd over wat er echt gebeurd kan zijn in dat jachthuis. Maar alle vrienden die erbij waren hebben dit geheim mee hun graf in genomen.
Voor mij is en blijft Fritz Wunderlich een levende gezel. Op latbasis. Er gaan wel eens een paar jaar voorbij voordat ik hem weer ontmoet. Meestal zoek ik hem op in de herfst, als het vermaak zich langzamerhand weer meer naar binnen verplaatst. Dan luister ik naar zijn zang, net als destijds mijn vader in afzondering om ongestoord en zelfs een beetje dweperig van zijn stem te genieten. Of ik laaf me aan een nieuwe documentaire over zijn leven. Eens was er die collega, die klassieke zanglessen volgde. En zomaar vertelde dat er voor zijn zanglerares maar één tenor was die zong zoals het bedoeld was. Op zo’n moment gloeit mijn hart op, alsof de lofzang op mijn gezel, die ‘James Dean van de opera’, ook een beetje op mij afstraalt.